De donkere kant van katoen
Katoen is misschien wel het meest gebruikte materiaal om te haken en breien.
Pannenlappen, gordijntjes, truitjes, sjaals en knuffels: allemaal van katoen.
Het is daarom niet gek dat katoen wereldwijd, op voedsel na, het meest populaire gewas is om te verbouwen.
Er is sprake van een katoenindustrie waarin ongeveer 250 miljoen mensen in werkzaam zijn.
Dat katoen biologisch afbreekbaar is, makkelijk te wassen is en eenvoudig tot stof te verwerken is, benadrukt dat katoen een toegankelijke grondstof is. En dus ook uitermate geschikt om kleding mee te maken.
Maar katoen heeft ook donkere kanten. Er is erg veel water nodig om de katoenplant te laten groeien en er wordt kunstmest gebruikt om de groei van de plant te stimuleren. Dit zorgt ervoor dat de grond, het water en zelfs de lucht in de omgeving van een plantage vervuild raken. Deze vervuiling kan gevolgen hebben voor de gezondheid van mens en dier.
Kies ervoor om met organisch katoen te werken. Dit katoen wordt verbouwd met een stuk minder water, kunstmest en energie. De productie van organisch katoen is dus een heel stuk minder belastend voor de natuur dan die van gewoon katoen.
Keurmerken geven aan of je organisch katoen koopt of niet. Organisch katoen herken je aan het EKO sustainable label of het textile GOTS biogarant label. Het groene label met wit hempje vind je terug op labels van kledingstukken.
Gotslabel
Bij knotjes organisch katoengaren vind je een katoenpluisje op de wikkel dat garant staat voor een organisch productieproces. Merken als Durable en Rauma hebben in dit label geïnvesteerd. Omwille van de hoge investeringskost hebben niet alle garenmerken dit label alhoewel ze wel organsich katoen aanbieden. Denk hierbij aan het Deense Onion.
De keuze maken tussen organisch katoen en gewoon katoen is een kleine stap om je handwerk milieuvreindelijker en duurzamer te maken.
Maar de meest duurzame keuze is om eerst alle katoen die nu in je voorraad ligt, te verwerken in projecten.